maandag 18 februari 2008

Ambitie

Met frisse tegenzin fietste ik vanmorgen naar het museum. Lidy bleef achter met het huishouden. Ze kent dat langzamerhand wel, het kwam alleen de laatste tijd niet zo vaak meer voor.  Zonder Lidy ben ik nergens. Zonder haar zou mijn huis veranderen in een huishouden van Jan Steen. Ik probeer zo veel mogelijk thuis te zijn tijdens haar wekelijkse poetsochtend, maar vanochtend verstoorde de bestuursvergadering dat ritme.
'Geurtje niet vergeten?' riep ze me na, grinnikend om mijn gedoe met rollers en oogschaduw.
Ik was laat. Dat gebeurde me zelden toen ik nog voorzitter was.  
Leonoor arriveerde gelijk met mij, ook gehaast, maar dan vanwege een zieke echtgenoot. Hij was geveld, net als wij vorige week. Half Nederland is blijkbaar ziek, maar het bestuur was vanmorgen in ieder geval voltallig. Pas een kwartier later kon Arthur de vergadering openen, met koffie, dat wel.
Het was Arthurs eerste vergadering als voorzitter. Hij werd meteen geconfronteerd met problemen die moeilijk te veranderen zijn, problemen waar je niet over spreekt als je iemand benadert om een dergelijke functie te bekleden. Het zijn problemen, die je niet zomaar oplost, want ze hebben alles te maken met vrijwilliger zijn, met ouder worden, met het afnemen van energie.
Het eerste probleem betrof de openingstijden in het museumweekend. Ik voelde mezelf weer steigeren, toen Leonoor voorstelde het museum niet extra open te stellen. De reden? De medewerkers willen niet extra werken. Maar in het museumweekend moet je juist extra open zijn!
Ik ben geen bestuurslid meer, mag me er dus eigenlijk niet mee bemoeien. Ik kon het niet laten, heb mijn mening gegeven, een mening die ze allang kennen. Ze weten al zo lang dat ik het museum zo vaak open wil stellen als maar mogelijk is. Er kwam een compromis, twee uur eerder open, niet drie uur. 
Het tweede probleem betrof de wisseltentoonstelling. Fred, coördinator van de expositiegroep, gaf aan hoeveel problemen men ermee heeft om een nieuwe tentoonstelling samen te stellen. Ze vinden het te veel werk voor het komende half jaar, willen eigenlijk alleen maar affiches ophangen die bij het thema horen. En weer sprong ik in, gaf aan hoe jammer het zou zijn om de titel van de tentoonstelling weg te gooien aan het ophangen van een verzameling affiches. Er is immers zo veel meer over het thema te vertellen en te tonen. Maar ik gaf ook aan, dat de groep waarschijnlijk op zijn lauweren zou gaan rusten, als op korte termijn geen nieuwe tentoonstelling nodig was. Het klonk wat bitter, besefte ik. Het is weer hetzelfde probleem als in de laatste jaren van mijn voorzitterschap, de energie van de medewerkers is op. Dit jaar komt er geen nieuwe wisseltentoonstelling meer; die er nu hangt wordt verlengd. Gaat de groep nu enthousiast aan de gang voor volgend voorjaar? Ik waag het te betwijfelen. Je mag blij zijn als ze in de herfst het thema weer oppakken. En dat is te laat.
Slimme Arthur heeft de problemen goed begrepen. Hij vertelde me vanavond door de telefoon, dat hij blij is met mijn museumkennis. Hij wil proberen het museum zakelijk zo goed mogelijk te leiden. Dat kan hij. Als je succesvol een bedrijf hebt geleid, dan kun je ook een museumbedrijf leiden. Maar hij heeft geen idee wat er in het museum omgaat, met welke krachten je te maken hebt. Daarom heeft hij mijn hulp nodig. Daarom ook wil hij me erbij hebben het komende jaar. En ik maar denken, dat mijn aanwezigheid na een paar keer niet meer nodig zou zijn. 
Vrijdag gaan we de hei op, nou ja, figuurlijk dan. Vanavond zat er al een notitie van Arthur in de mail als inleiding. Hij durft de confrontatie aan, wil de problemen bloot leggen.
'Moet ik daar ook bij zijn, Arthur? Ik ben geen bestuurslid. Jullie moeten het beleid bepalen.'
'Ja. Dat zou ik zeer op prijs stellen.' 
'Goed dan.'
De hei op dan maar.  Arthur heeft dezelfde ambitie als ik, dezelfde drijfveer om er iets van te maken als je ergens aan begonnen bent.  Ambitie, die mij verweten werd. 
'U bent te ambitieus!' 
Diep in mij zit een duiveltje, dat zich verkneukelt. Iemand anders wil de ijzers uit het vuur halen en ik juich het toe. Zo zijn die zware jaren toch niet voor niets geweest.  Iemand anders wil de verantwoordelijkheid op zich nemen, die ik afgeworpen had. Iemand anders wil op dezelfde weg doorgaan, hij vraagt mijn hulp.
'U bent te ambitieus!' 
Ik kan niet anders.

maandag 11 februari 2008

Toekomst

' Kijk ik om me heen, sta ik midden in mijn leven.'
Deze woorden van ' Loesje' hebben een prominente plaats in het kleinste kamertje van ons huis. Dat heeft een reden. Het komt regelmatig voor, dat ik Loesjes uitspraak voor mezelf herhaal. Dan wil ik weten hoe de andere kant van het midden zal zijn.  Nu eens zie ik een grauwe, grijze wolk, die aanvoelt als een deken waar ik niet doorheen kan. Niemand weet immers hoe de rest van zijn leven zal verlopen? Dan weer wordt het beeld helder en zie ik een actieve Hebrina, reizend, met een koffer vol boeken. Ik weet niet wat ze doet. Signeren misschien? 
Het beeld blijft grijs en onduidelijk, als dagelijkse dingen me weg houden van mijn schrijverij. Dan is de andere kant van het midden een brij van onnozelheid.
Loesjes woorden wijzen me de weg naar de toekomst; ze sprankelen, juichen bijna: ' Daarheen, daarheen!'  Daarom hou ik van haar uitspraak. 
Het gaat niet zomaar, je moet er wel iets voor doen. Toekomst heeft alles met tijd te maken. Als je tijd te kort komt, zou je het advies van Charles Yves moeten opvolgen in zijn lied: ' A Night Song' : 'Best of all the ways to lenghten days is to steal a few hours from the night, my dear.' 'De beste manier om de dag te verlengen is een paar uur van de nacht af te snoepen, liefje.'
Uit ervaring weet ik, dat ik dat niet volhoud. In mijn hevige museumtijd gebeurde het vaak dat ik niet slapen kon. Als het museum door mijn hoofd spookte, sloop ik uit bed.  Anton mocht het niet merken, zou me tegenhouden. In die jaren heb ik leren sluipen, de slaapkamer uit en naar de computer in mijn kamer. Het vereist een bepaalde techniek om de deur niet te laten kraken. Mijn handen maken dan tegelijkertijd een tegengestelde beweging. De ene hand duwt de deurkruk omlaag en trekt de gesloten deur dichterbij. De andere hand duwt tegelijk de deur juist weg. Het werkt perfect en geluidloos. Om de deur te sluiten, doe je het precies zo.
Tegenwoordig sluip ik niet zo vaak meer, ik maak me kennelijk niet meer zoveel zorgen.
In de stilte van de nacht kun je ongestoord en geconcentreerd bezig zijn. Geen lawaai, geen telefoon. Ik kan er hevig naar verlangen als ik wakker lig, maar besluit tegenwoordig meestal me verstandig te gedragen. Dan denk ik maar aan Benno, die met zijn vrachtwagen 's avonds en 's nachts door heel Nederland rijdt. Dat is zijn manier om aan de toekomst samen met Mieke te werken. En dan denk ik aan Marius die dertien maanden lang alleen nachtdiensten draaide. Was dat een oefening voor deze jaren, waarin hij tegelijk werkt en studeert voor zijn toekomst? Ik denk ook aan Anton, die af en toe voor zijn werk 's nachts over de snelweg vliegt. Niet voor zijn toekomst, maar gewoon omdat het erbij hoort. Zijn toekomst is de tijd, dat hij dat niet meer hoeft te doen.
We hebben allemaal een ander beeld bij het woord toekomst; we zien allemaal iets anders voor ons als we aan 'later' denken. Zo lang je aan 'later' denkt, ben je jong.