woensdag 28 juli 2010

Vergeten leven

Het was warm, al dagen. De thee die we dronken was ook warm. Papa leek er geen last van te hebben. Oude mensen hebben het altijd koud. Ik keek Anton aan: niet de hele middag in die kleine kamer alsjeblieft, niet met dit weer.
'Kom, we gaan even naar buiten.'
Hij schuifelde achter zijn rollator naar de gang, en verder, naar de uitgang waar Anton snel de code intoetste om de klapdeuren te openen. Op de binnenplaats zochten we onze weg over tuinslangen en langs bloemperken naar een paar stoelen in de schaduw van een parasol. Om wat te doen te hebben rommelden we wat met het fototoestel, maakten een paar foto's van hem, van elkaar.
'Het duurt lang voordat er iemand komt,' zei hij enigszins geƫrgerd.
We keken elkaar aan: hij denkt dat hij op het terras van een restaurant zit.
'Heb je zin in een ijsje?'
Ik sprong op. Lumineus idee! Natuurlijk had hij zin in een ijsje. Maar hadden ze die in het restaurant van het tehuis? Ja, en wat voor ijsjes! Met drie magnums keerde ik terug bij de parasol. Ik scheurde het papier los, vouwde het om, gaf het stokje aan de oude baas. De maandenlang niet gebruikte papieren zakdoekjes uit mijn handtas werden stuk voor stuk een kleverig propje. Maar hij genoot. Ik zat het ijstafereel tevreden aan te kijken, tot ik ogen op me gericht voelde, me ongemakkelijk begon te voelen. Het was mevrouw V., de vrouw die papa altijd volledig in beslag nam, de vrouw die verliefd op hem was, als je dat tenminste zo noemen mag als je zo oud bent en van voren niet weet dat je van achter leeft. Ze zwaaide, maar ik deed of ik het niet zag. Papa had vanzelfsprekend helemaal niets gezien. Hij was druk met zijn lekkende ijsje.
Ik haalde mijn zonnebril uit mijn tas, verstopte mijn ogen achter de donkere schijven.
'Gaan we terug? Hij moet zijn handen wassen.'
We hesen hem overeind, zetten hem weer achter de rollator.Hij wachtte even, keek op naar de ramen van het tehuis.
'Wat een mooi hotel, en wat groot!'
We lieten het zo, waren druk hem veilig over en om de tuinslangen heen te laveren. Weer in zijn kamer keek hij verward om zich heen.
'Woon ik hier? Ik herken er helemaal niets van. O.ja, mijn stoel. Enne...die portretjes herken ik ook.'
Hij ging zitten.
'Heb ik hier al eens geslapen?'
We knikten. Hij haalde zijn schouders op.
De rest van de middag beantwoordden we zijn eindeloze vragen, steeds opnieuw dezelfde, tot het tijd was om weg te gaan, tijd om aan de lange reis terug te beginnen.
'Hij weet niet waar hij is, dan kan hij net zo goed bij ons in de buurt in een tehuis wonen.' Ik keek Anton van opzij aan om te zien of hij het met me eens was. Hij knikte.
'Weet je nog wat Michelle afgelopen winter zei? Hoe lang denken jullie dit vol te houden, zei ze. Ze heeft gelijk. Ik heb er vaak aan moeten denken. Ze heeft echt gelijk.'
We pakten door. Internetsites, informatie van derden. We kwamen uit bij een tehuis op vijf minuten rijden van ons vandaan, met de fiets een kwartiertje. Toch even de twijfel voordat ik de telefoon greep. Was het een goede beslissing om de oude baas naar onze omgeving te halen? Ik dacht aan de lange reizen, met de auto of met de trein, elke twee of drie weken, in kou, hitte, storm, regen, sneeuw. Ja, het moest. Wie weet hoe lang het zou duren voordat er een plaatsje voor hem vrij was.

Zo begon het, een gesprek met de maatschappelijk werkster van het zorgcentrum, telefoontjes over en weer.
Een vriendin die zei:' En geef nou niet jezelf de schuld als hij over twee of drie weken dood is.' Schrik, twijfel. Ik legde de opmerking naast me neer. Toch maar doorzetten.
Binnen een week wisten we dat papa welkom was. Kwam het door de uitzonderlijke situatie? Een verhuizing van het ene naar het ander zorgcentrum komt zelden voor. Het doet er allemaal niet toe. Drie weken later vertelden we hem dat hij de volgende dag ging verhuizen, dat hij dicht bij ons zou komen te wonen.
' Als jullie vinden dat dat beter is dan moet dat maar.'
Het leek of hij alles begreep. Dat was voor dat moment prettig. de volgende dag zouden we wel weer zien.

Met drie auto's waren we. Die van onszelf, een geleende van Mieke en die van Marius en Michelle. Papa zat in de huiskamer toen we kwamen. We hebben ons niet laten zien, werkten door tot de auto's vol zaten. Ongelooflijk wat er uit zo'n klein kamertje komt. En dan hadden de mannen ook nog het een en ander naar de vuilstort gebracht.
Papa was blij als altijd toen hij ons zag.
'Wat een verrassing.'
Ik nam hem bij de arm, wilde hem meenemen, maar er waren afscheidcadeautjes: een zonnige ingelijste foto van hemzelf op de binnenplaats, en van elke bewoner een roos met een kaartje waarop ieder zo goed mogelijk zijn of haar naam geschreven had.
'Ik ben toch niet jarig? Is dat allemaal voor mij?'
'U gaat verhuizen!'
'Verhuizen? Ik?'
Hij haalde zijn schouders op, keek me vragend aan.
'Ja. Je komt dichtbij ons te wonen.'
'Ik begrijp er niks van.'
Mevrouw V was opgestaan, kwam dichtbij hem. Ik drong aan, wilde geen kleffe toestanden: 'Kom maar mee.'
'Wat gaan we doen?'
'We gaan naar de auto.'
Het lukte. Er werd gezwaaid. Hij zag het niet meer.

'Nou nou, wat een grote vrachtwagen!'
'Wat een mooie bomen!'
'Waar gaan we eigenlijk naar toe?'
'Je gaat verhuizen!'
Hij hoorde niet wat ik zei, begreep me niet, haalde zijn schouders op.
'Ligt mijn jas in de kofferbak?'
Ik knikte, wat een vertrouwen. Even twijfelde ik. Hij was zo hulpeloos. Was het echt wel goed wat ik deed? In gedachten hoorde ik de woorden van Anton:'Denk nu ook eens aan jezelf. Het is veel gemakkelijker hem dicht in de buurt te hebben. Geen eindeloze reizen meer elke twee of drie weken, of vaker als het niet goed met hem gaat.'
Het was erg druk op de weg. De eindeloze reeks vrachtwagens verdreef mijn twijfel. Dit hoefde voortaan niet meer.

'Wat een mooie kamer!'
'Kijk, je nieuwe stoel. We hebben een nieuwe stoel voor je gekocht.'
Hij ging zitten, een glimlach om zijn mond. Zijn ogen gleden van de een naar de ander. Steeds op nieuw kwam er iemand met iets aanlopen. Het werd gezellig in de kamer.
'Heb je gezien wat daar staat?'
Ik wees naar zijn bureau. Vlak voor de verhuizing hadden we zijn oude bureau, dat al die jaren bij ons had gestaan omdat er geen plaats voor was in het verzorgingshuis in zijn nieuwe kamer gezet. Het was het bureau waar hij zo veel jaren aan gewerkt had, het bureau dat hij meer dan vier jaar niet meer gezien had. Zijn oude bureaustoel stond ervoor, weliswaar met een nieuw kussentje.
'Ja, dat is mijn bureau.'
Hij zei het alsof hij zeggen wou:' Wat een rare vraag. Dat is toch gewoon mijn bureau.'
Een broeder kwam hem ophalen om te gaan eten in de huiskamer.
'U bent schoolmeester hoorde ik.'
'Weet je dat nou ook al?'
Gedwee liep hij mee.
'Tot morgen papa.'
Hij keek op.
'Tot morgen?'
'Ja, morgen kom ik weer.'
'Dat is goed kind.'

'Waar ben ik nu?'
'Vlak bij waar wij wonen. Je bent verhuisd.'
'Verhuisd? Ik? Daar weet ik niks van. Wanneer dan?'
'Gisteren. We hebben gisteren heel ver gereden en al je spullen meegenomen.'
'Daar weet ik niks van.'
Hij wreef over zijn voorhoofd. Vergeten, alles was vergeten, hij vergat zijn hele leven.
'Dan zit het hier toch niet helemaal goed.'
'Geeft niet. Je woont nu dicht bij ons.'
'

maandag 5 juli 2010

Groene schoenen


Daar staat hij dan, Marius, een hoofd met donkere, wilde krullen, rommelig openstaand overhemd, spijkerbroek en groene schoenen. Die schoenen doen het 'm, samen met zijn krullen. Die twee uitersten maken hem tot een artistieke verschijning. Geflankeerd door twee docenten van de Kunstacademie hoort hij met een glimlach aan wat de directeur over hem te zeggen heeft. Hij heeft het over doorzettingsvermogen en nog andere dingen die ik niet onthoud. Ik zie alleen dit kind, deze grote zoon, die volbracht heeft wat we niet voor mogelijk hielden toen hij met deze opleiding begon. Interieurarchitectuur, opleiding in de avonduren aan de Kunstacademie. En overdag werken. Vijf jaar geleden begon hij ermee. Negenentwintig jaar was hij. 'Als ik nog iets wil, moet ik het nu doen.' En hij hield vol, is na vijf jaar als enige over van de groep van zestien met wie hij de opleiding begon. Vijf jaar geleden liet hij zijn krullen altijd wegknippen door de kapper. In het vierde studiejaar ontmoette hij Michelle en sindsdien laat hij de krullen dansen.
Nu neemt hij voor het eerst persoonlijk een diploma in ontvangst. Eerdere diploma-uitreikingen liet hij aan zich voorbijgaan. Die vond hij niet belangrijk genoeg. 'Ze sturen dat papier maar op,' zei hij vastbesloten en ging met zijn vader mee naar Japan in plaats van naar de diploma-uitreiking van de middelbare school. Zo'n kans liet hij niet lopen. Ook het einddiploma van de horeca-opleiding liet hij opsturen. Hij werkte al in Londen
Deze keer is alles anders. Dit diploma wilde hij wel zelf in ontvangst nemen. Hij heeft er keihard voor gewerkt, is er helemaal in opgegaan. Het was ook een confronterende opleiding. Hij was al te veel opgeslokt door de burgermaatschappij vond men. Dat burgerlijke moest hij afleggen. Hij moest zichzelf ontdekken, moest laten zien wie de enige, echte Marius is. Het heeft hem veel strijd gekost, maar hij zette door. Hij werkte keihard, de laatste twee jaar aangemoedigd door Michelle.
Vertederd zie ik zijn krullen om zijn hoofd dansen, zie hem zijn handtekening op het diploma plaatsen, zie hem de hand schudden van zijn docenten.
Driejarige Luc, zoontje van een goede vriend, rent naar hem toe. Hij neemt het kind bij de hand en samen stappen ze het podium af. Zelfbewust komt hij aanlopen door het gangpad.
Als ik mijn armen om hem heen sla om hem te feliciteren zie ik zijn stralende ogen. Het is hem gelukt. Hij kan het zelf nauwelijks geloven, kijkt naar het diploma in zijn hand of het toch echt wel waar is. Het is waar.