maandag 17 maart 2008

Benno

'Benno is dood.' Met lege ogen keek Anton me aan. Verstijfd, ongelovig bleef ik halverwege de trap staan, liep toen door. Bij hem zaten twee agenten, een wat oudere man en een jong meisje. 'Ja, het is waar,' knikten ze. Ik keek van de een naar de ander, dacht aan Mieke. Het was vijf uur in de vroege ochtend.
' We moeten naar Mieke. Weet ze het?'
' Ja. We komen bij haar vandaan.'
Mijn maag kromp samen. Deze agenten hadden midden in de nacht bij haar aangebeld, hadden het haar verteld.
' Hoe kan dit? Benno, zo'n goede chauffeur!'
' We weten het niet. Het politieonderzoek is gaande.'
En: ' U mag hem niet meer zien.'
Zo begon de nachtmerrie, een nachtmerrie zonder einde. Ik belde Marius. 'Kom alsjeblieft hierheen. We hebben je nodig!'
'Heb ik dit gedroomd?' vroeg hij zich af.
'Rij alsjeblieft voorzichtig!'
'Het is vroeg. Er zijn nog geen files.'
Anton reed de auto uit de garage, lette niet op, de buitenspiegel sneuvelde. Eenmaal buiten het stadje gaf hij flink gas. 
'Pas op!'
'Het kind, we moeten naar het kind!'
Mieke kroop in Antons armen, huilde hartverscheurend. Hoe moet je troosten bij zoveel verdriet, als je zelf evenveel verdriet hebt? Om Benno en om haar. Een paar uur later verscheen Marius, verbijsterd. Doodgaan, dat paste niet in zijn snelle, drukke leven.
Op donderdag 21 februari, de dag was nog maar tien minuten oud, veranderde in een klap Miekes leven en dat van ons. We sliepen, terwijl het gebeurde. Waarom, waarom Benno? Hoe kon ik tien dagen daarvoor over toekomst schrijven? Over toekomst voor Benno en Mieke? Hoe ziet haar toekomst er nu uit?
'Ik ga door,' zei ze. 'Ik ga door met de boerderij.' Hoe wankel is nu haar toekomst. En 's middags werd een kalf geboren, ze hielp zoals altijd.
's Avonds mochten we Benno zien, toch! En daarna volgden nog vijf avonden, dat Benno van Mieke was; en een beetje van ons.
'Het is of hij elk ogenblik zijn armen naar me uitstrekt en gaat zeggen: kom maar hier!' zei ze. Ze bleef hem maar aankijken:'Wat heb je toch gedaan? Wat is er toch gebeurd? Wat moet ik nou?'
Ze zocht rust in de stallen, liep er in alle vroegte. Moest besluiten nemen, nog niet over haar toekomst, maar over hoe het verder moest met Benno. Besluiten over dingen, waar ze nog nooit over had nagedacht. 'Jij moet het zeggen,' hield de begrafenisondernemer haar steeds opnieuw voor en hield daarmee alle bemoeienissen van de mensen om haar heen op een afstand. De mensen waren nauwelijks op afstand te houden. Ze had bijna geen moment voor zichzelf, geen moment om even alleen te zijn. Ik sliep bij haar, probeerde te slapen. Deed ik daar wel goed aan? Ze gaf geen antwoord als ik haar er naar vroeg. Dus bleef ik bij haar in een instinctieve poging haar te beschermen, haar te behoeden voor nog meer leed.
Ze was dapper, zag de stoet mensen aan zich voorbijkomen: de buurt, dat was het ergste. Zwaar was de stilte in de woonkamer. ik schonk koffie, weer koffie en nog eens koffie. Er werd gezucht, veel gezucht. 'Het is wat. Het is wat.'
'Wordt er begraven vanuit de kerk?' vroeg een buurman.
' Nee, Benno wordt gecremeerd. Hij had niets met de kerk.'
'O.' Het klonk afkeurend.
We haalden Benno op. Miekes tranen stroomden, haar tengere hand omsloot de houten schroef. Zo draaide ze haar geluk weg. 
Op weg naar het afscheid draaide de kleine stoet de laan in naar de boerderij. Aan het begin van het erf stopte de zwarte auto met Benno. De paarden staarden ons aan. De begrafenisondernemer stapte uit de lijkwagen, stelde zich er voor op. Verder ging het, stapvoets, langs de oude stal, langs het huis van oma, naar het huis van Mieke en Benno. Weer stonden we stil, heel even was Benno thuis. En verder ging het langs de grote stal tot helemaal achteraan. Daar de bocht om, langs de achterkant en weer stopten we. Een grote koeiekop keek strak naar buiten, staarde naar de zwarte wagen. Het was koe nummer zeventig, zag ik op de halsband staan. Besefte ze dat daar de dood langs kwam? Het was een indrukwekkend moment, alles en iedereen was stil. Stapvoets gingen we verder, het erf af.
Bij het crematorium voegde Marius zich bij de vrienden. Samen vormden ze een erehaag voor Benno en droegen hem binnen voor het laatste afscheid. Muziek, hard, 'radar love', zo toepasselijk. De woorden van Anton, zo sterk. Daarna handen, zoveel handen, zoveel tranen. Mieke leek steeds kleiner te worden, steeds tengerder. 'Benno zou zeggen: gewoon doorgaan, 'zei ze dapper.
En dan terug zonder hem, leeg, met alleen een van haar eigen rozen en Benno's lievelingskoekjes, die over waren.