dinsdag 22 april 2008

Cirkels

Een paar jaar geleden deed ik voor de grap mee aan een workshop mandala tekenen. Onder de klanken van oosterse muziek tekende ik cirkels, steeds opnieuw, cirkels. Bewust koos ik de kleuren, die volgens mij pasten bij die cirkelende bewegingen. De kleuren zouden iets zeggen over je innerlijk. Het midden van de cirkel werd rood. Terwijl ik daarmee bezig was, woelde het onrustig binnen in mij. De begeleidster keek me even aan. Ze wist dat ik geen serieuze deelneemster was. Betekende dat iets, dat rood? Ze zei niets.
De mandalatekening kwam in mijn handen, toen ik op zoek was naar foto's van Benno, foto's uit de periode dat Mieke hem pas kende. Ik herinnerde mij het gevoel dat ik toen had, voelde het opnieuw. Het leek op de onrust die mij sinds de dood van Benno vaak plaagt. Misschien moet ik opnieuw mandala's gaan tekenen, me bezig houden met de cirkelgang van het leven. Toch maar niet, dat is niets voor mij. Ik ben er te nuchter voor. Bovendien klopt de cirkel niet meer. Er zit geen logica meer in. Het hoort niet dat iemand zo jong overlijdt. De begrafenis van een oude oom van 96 jaar vandaag, dat hoort, dat is normaal. Mijn mandala zou opnieuw knalrood zijn in het midden, misschien wel helemaal.
De cirkelgang in de natuur is onontkoombaar. Het is lente, zie ik om me heen. Maar ik voel ook leegte, er ontbreekt iets, iemand. Antons hand in de mijne tijdens de kerkdienst voor de oude oom. Hij kent mijn worsteling, mijn boosheid over de onrechtvaardigheid die ons werd aangedaan, die Mieke vooral werd aangedaan. Welke God staat dit toe?
'Mama heeft Onze Lieve Heer de deur uit gedaan, ' zei Anton.
Niemand zal de dood van Benno ooit goed kunnen praten. De cirkel is uit elkaar geknald. Noem het het lot, het lot van Mieke, ons lot, dat we dit van zo nabij meemaken.
Heeft het gebeurde invloed op mijn schrijven? Dat zal moeten blijken nu ik langzamerhand de draad weer oppak. De cirkel draait door, maar hij loopt zwaarder dan voorheen. Het verhaal voor de verhalenwedstrijd van Uitgeverij Contact heb ik ondanks alles op tijd verstuurd. Het was mijn geluk, dat het bijna helemaal klaar was, toen het noodlot toesloeg.

dinsdag 1 april 2008

Koude kant

Wat er over is van mijn ambitie? Niets. Helemaal niets. Alles is onbelangrijk geworden. Het enige wat telt is Mieke, hoe ze kijkt, wat ze zegt, hoe ze er uit ziet, wat ze doet. Van binnen schrijnt het verdriet om Benno en daarbovenop het verdriet om het verdriet van Mieke. Na de lawine van meelevende kaarten en brieven, komen nu de telefoontjes. We proberen weer gewoon te doen, maar het lukt nog niet. Ons leven is een complete slag gedraaid.
'Ik begrijp dat je verdriet hebt, maar ach, het is toch de koude kant, dat staat toch wat verder weg.'
Zo wordt er dus gesproken. Ik laat het zo. Verdriet is zo persoonlijk. Een ander kan toch niet bepalen hoeveel verdriet je mag hebben. We beginnen weer afspraken te maken. Ook Mieke doet dat. Haar vrienden en vriendinnen laten haar niet in de kou staan. Ze heeft een paar keer bij ons gegeten, kwam alleen met de hondjes, ging alleen weer weg met de hondjes.
'Bel je als je thuis bent?' 
'Ik ben er weer.'
'Welterusten.'
Ze gaat naar de plaats van het ongeval, met de politie en de directie van het bedrijf waar Benno in dienst was. Kan ze dat aan? Heeft dat zin? Ik zal er zijn als ze weer thuis komt. Meer ambitie heb ik niet, alleen dit: er zijn als ze me nodig heeft, als Anton me nodig heeft, als Marius me nodig heeft. Er zijn maar weinig mensen die er echt toe doen.
'Wat erg,' zeg je als je leest over een ernstig ongeval. Daarna ga je door met waar je mee bezig was. Je staat er niet bij stil, dat het ook jou kan treffen. Het museum moet het nu zonder mij stellen. Mijn besluit wordt begrepen, lijkt het. 
'Denk ook aan jezelf,' zeggen ze. Dat doe ik door afscheid van het museum te nemen. Dat doe ik door niet het risico te nemen in een spagaat terecht te komen tussen het museum en mijn geliefden. Ik mis de museummensen, maar dat gaat over. Ze zijn van de koude kant.