zaterdag 30 januari 2010

Graaf Christian 1952 2010

Hij is veel te jong gestorven, de graaf van het kasteel. Een kwaadaardige hersentumor velde hem in een paar maanden tijd. Hij was altijd zo vriendelijk. Dat zei hij ook tegen zijn zoons als ze de deur uitgingen:’Sei freundlich.’ Wat moet dat de eerste jaren dat hij hier woonde lastig geweest zijn, Duitser tussen Twentenaren.

Zijn afscheid was indrukwekkend. De avond voor zijn begrafenis werd hij op een platte kar, getrokken door twee zwarte paarden, van het kasteel naar de kerk gebracht. Fakkels omringden hem; een stoet van familie, personeel en vrijwilligers volgde. We zagen hen gaan in de kou. De sneeuw hield zich even in.
Later viel de sneeuw vol neer, net of er een seintje gegeven was: ‘Hij ligt nu in de kerk, ga maar weer sneeuwen!’
De sneeuw omgaf alles met een serene stilte, de straten, het plein, de kerk. We liepen er binnen, tekenden onder de toren het condoleantieregister, openden de glazen deuren. Een sterke geur van brandende kaarsen viel over ons heen. Contouren van mensen tekenden zich af in de kerkbanken, hier, daar, niet erg veel. Voor in de kerk, vlammend rood uitgespreid over de kist, de vlag van het kasteel. Naast de kist twee wachters, de zoons.
We schoven een kerkbank in, handen ineen, zaten daar, vol onbegrip.

De volgende dag trok een lange, zwarte stoet van de kerk naar de begraafplaats even buiten het stadje. Een sombere trom liep voorop en vermengde zich met de klanken van blazers, sombere klanken, met af en toe een uithaal naar vrolijkheid. De zwarte paarden volgden met de kist en de bloemen, zoveel bloemen, twee andere paarden met een kar, volgeladen met nog meer bloemen, kransen. De felle kleuren staken scherp af tegen het schuifelende zwart.
Even later de laatste afscheidswoorden, het graf.
Op de terugweg nog steeds de trom. Boem. Boem. Daarna steeds hoger, steeds langer de uithalen van de muziek. Een uitnodiging: dans, dans, dans zolang je dat kunt!

dinsdag 26 januari 2010

Opnieuw




De tweede helft van 2009 heb ik niets meer geschreven, was alleen bezig met huis-, tuin- en keukendingen. Lezen, ja, ik heb veel gelezen. Het is een indrukwekkende lijst boeken. Maar wat schrijven betreft: de vaart was er uit. Er kwam gewoon niets meer op papier. Misschien is het wel zo dat ik gewoon minder te schrijven had na alle ellende. Het gaat goed met de gezondheid van Anton, het gaat goed met de kinderen, met allebei. Er is weer toekomst, voor allebei.


En wij, we richten ons leven op een andere manier in. Anton is tegenwoordig vaak thuis. En dat gaat dan zo: later opstaan, lang ontbijten, honden uitlaten, koffie drinken, even iets doen, lang lunchen ( heel gezellig), weer iets doen, thee drinken, iets doen, honden weer uitlaten, een borreltje om vijf uur en de warme maaltijd. Ook daar moeten we natuurlijk lang van genieten. De avond moet dan nog komen.


We voelden allebei dat het zo niet door kon gaan, hoe gezellig het ook was. We hebben aan het begin van 2010 afspraken gemaakt en ik moet zeggen, het werkt heel aardig. We hadden allebei behoefte aan meer struktuur, zinnige struktuur. Gevolg: ik schrijf weer, heb weer zin aan dit blog te werken. En ook Anton is goed bezig, verdiept zich in muziek, die hij nooit gespeeld heeft. Dat levert verrassingen op waar hij hevig van geniet. Schumann: Marchenszenen, Scriabin, het Forellenquintet. Er lopen allerlei muziekafspraken met diverse musici, amateurs of half-amateurs. En tussendoor werkt hij ook nog een beetje.


We vormen eigenlijk samen een eiland dat we op allerlei manieren beschermen tegen aanvallen van buiten. Die aanvallen kunnen ook van binnenuit komen, maar behalve de aanval op Anton in 2008 zijn we daar tot nu toe voor gespaard gebleven. Wat er op dit moment buiten dat eiland in onze vriendenkring gebeurt zou je de haren te berge doen rijzen. Ziekte en dood. We leven mee, komen dan van ons eiland af.


Ons eiland heeft vier compartimenten: muziek, boeken, computers (internet - you tube) en papier. Wie op zondagavond de salontafel in de woonkamer bekijkt zal zich afvragen waar hij terechtgekomen is. Die tafel ligt vol met boeken, een paar kranten en tijdschriften, dvd's. Lang leve de bibliotheek waar je zo veel materiaal tegelijk kunt lenen. We gaan er regelmatig samen heen. Het is zo dichtbij dat we dat zelfs lopend kunnen doen.


En zo is ons leven behoorlijk veranderd. De kinderen maken zich wel eens zorgen om ons, zeggen dat ook. Zij kijken anders tegen ons aan dan wij onszelf in deze middelbare periode ervaren. Het woord 'middelbaar' hebben we heel lang niet geaccepteerd. Dat doen we nu wel, zij het met veel tegenzin. Dat moet ook wel. De twee honden laten elkaar en ons aardig draven. Daarna liggen ze voor pampus. Wij niet.