dinsdag 1 april 2008

Koude kant

Wat er over is van mijn ambitie? Niets. Helemaal niets. Alles is onbelangrijk geworden. Het enige wat telt is Mieke, hoe ze kijkt, wat ze zegt, hoe ze er uit ziet, wat ze doet. Van binnen schrijnt het verdriet om Benno en daarbovenop het verdriet om het verdriet van Mieke. Na de lawine van meelevende kaarten en brieven, komen nu de telefoontjes. We proberen weer gewoon te doen, maar het lukt nog niet. Ons leven is een complete slag gedraaid.
'Ik begrijp dat je verdriet hebt, maar ach, het is toch de koude kant, dat staat toch wat verder weg.'
Zo wordt er dus gesproken. Ik laat het zo. Verdriet is zo persoonlijk. Een ander kan toch niet bepalen hoeveel verdriet je mag hebben. We beginnen weer afspraken te maken. Ook Mieke doet dat. Haar vrienden en vriendinnen laten haar niet in de kou staan. Ze heeft een paar keer bij ons gegeten, kwam alleen met de hondjes, ging alleen weer weg met de hondjes.
'Bel je als je thuis bent?' 
'Ik ben er weer.'
'Welterusten.'
Ze gaat naar de plaats van het ongeval, met de politie en de directie van het bedrijf waar Benno in dienst was. Kan ze dat aan? Heeft dat zin? Ik zal er zijn als ze weer thuis komt. Meer ambitie heb ik niet, alleen dit: er zijn als ze me nodig heeft, als Anton me nodig heeft, als Marius me nodig heeft. Er zijn maar weinig mensen die er echt toe doen.
'Wat erg,' zeg je als je leest over een ernstig ongeval. Daarna ga je door met waar je mee bezig was. Je staat er niet bij stil, dat het ook jou kan treffen. Het museum moet het nu zonder mij stellen. Mijn besluit wordt begrepen, lijkt het. 
'Denk ook aan jezelf,' zeggen ze. Dat doe ik door afscheid van het museum te nemen. Dat doe ik door niet het risico te nemen in een spagaat terecht te komen tussen het museum en mijn geliefden. Ik mis de museummensen, maar dat gaat over. Ze zijn van de koude kant. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten