vrijdag 5 augustus 2011

Muziek in de manege


In Oostenrijk staat een kasteel. Er staan een heleboel kastelen, maar die van Feistritz am Wechsel is een heel bijzondere. Het kijkt uit over het dorp Feistritz en het dal van het riviertje de Wechsel. En in en om het kasteel wordt muziek gemaakt, geschilderd en gezongen. De erbij horende manege, de Alte Reitschule, is gerestaureerd en wordt gebruikt voor concerten. Elke zomer is er een concert voor kinderen. Voor kinderen? De grote mensen genieten misschien nog meer dan de kleintjes. Een paar weken geleden was er een violiste, Iris heet ze, Iris Hagen, de dochter van Jo Juda, die concertmeester was van het Concertgebouworkest. Ze vertelde over een stiertje. Hij leidde een heerlijk leven in de wei, snuffelde aan alle bloemen en sprong vrolijk in het rond. Als hij moe was ging hij onder de boom in de schaduw liggen.
Dit was het begin van een heleboel dierenverhalen. Links en rechts van het podium stonden schildersezels. Iris wees er naar. 'Kom maar,' zei ze tegen de kinderen in de zaal. 'Ga de dieren maar tekenen.' Vanuit de zaal zagen en hoorden we de dieren van het Carnaval des Animaux voorbij komen.
Links voor ons zat een jongetje van een jaar of acht. Zijn vader vertaalde in gebarentaal wat er op het toneel verteld werd. Gespannen keek hij zijn vader aan om het verhaal van het toneel zo goed mogelijk te begrijpen. 'Ga maar schilderen, kijk, de andere kinderen doen het ook.' Het kind schudde van nee. ' Toe maar.' En daar ging hij. De vader in de zaal bleef gebaren maken naar het kind op het podium. Het kind antwoordde, vroeg met zijn handen wat de vader bedoelde. En hij tekende. De zaal bestond niet voor hem. Er waren alleen hij, de vader en de schildersezel. Na het stiertje kwam de haan, dan de kippen, de eerste violist, Lucas Hagen legde een ei, de schildpad, de ezel, de olifant, de beer. Het ging te vlug voor het jongetje. Hij was nog niet klaar met het ene beest en dan moest er al weer een ander beest getekend worden.
We konden van een aantal kinderen zien wat ze tekenden, zagen heel kleine beestjes op grote vellen wit papier. Maar ook een grote beer met geweldige klauwen, getekend door een klein meisje in een roze vestje en een paars jurkje met stroken. Wat het jongetje tekende konden we niet zien. Hij probeerde het bij te houden. Het lukte niet, hij gaf het op, zat met tranen weer naast zijn vader. Een ander jongetje liep naar de schildersezel, gluurde op het tekenblad en proestte het uit. Schamper lachend liep hij terug naar zijn plaats. Heeft het dove jongetje dat gezien? Even later stond hij opnieuw achter de schildersezel, samen met zijn vader. Hij ging door waar hij gebleven was. De hond, de kat, de zwaan. Handgebaren van hem, van zijn vader, het grijze haar gebogen naar het blonde kind, de kinderhand om de houten rand van de ezel voor beter houvast. Ook toen alle kinderen weer in de zaal zaten bleef hij door tekenen. De vader liet hem begaan, ging zelf weer zitten. Nog wat gebaren over en weer, zonder geluid, zonder de muziek te verstoren. Tot alles voorbij was.
Voor dit kind geen kraaiende haan of kakelende kippen, geen fagot als brombeer, geen zingende katten, geen zingende zwaan, misschien alleen wat trillingen. Gebaren, papier, potloden, dat wel, maar geen muziek.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten