maandag 15 februari 2010

Dromen

Diep weggedoken in mijn capuchon loop ik met de honden over de es. Die capuchon vangt allerlei geluiden op die normaal niet zo sterk doordringen. Geruis en gesis van verkeer. Af en toe denk ik dat achter mij een auto aankomt, kijk schichtig om. Nee, ik heb me vergist.
Het is koud, bitter koud. Alleen mijn neus en mijn vingers hebben er last van. Mijn jas is net een dekbed, daar dringt geen kou doorheen. Nikka mag los, rent zich warm. Wopke blijft aan de lijn om te voorkomen dat ik minstens een kwartier op hem moet staan wachten. Dat is in deze kou geen pretje.
De witte wereld is mooi, maar ik verlang naar het groen van het voorjaar. Ik wil met mijn handen in de aarde wroeten, met mijn neus bijna op de grond al die jonge plantjes de grond uitkijken. Alleen al daaraan denken is genieten. Je kunt het bijna met een zwangerschap vergelijken. Dat is ook lang wachten en dromen hoe het zal zijn.
Verlangens en dromen zijn in de ogen van onze grote kinderen te lezen. Toekomstdromen. De stralende ogen van Mieke spreken boekdelen. Bij die glans kunnen wij alleen maar stil gelukkig zijn. En ik klim met Michelle de zolder op: ‘Ik heb de wieg nog waar Marius in gelegen heeft,’ heb ik tegen haar gezegd. Ze wil hem zien. Het leven blijft spannend; het loopt niet altijd zoals je zou willen, niet altijd zoals je gedacht hebt, maar dromen is niet verboden, voor niemand.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten