zondag 6 januari 2008

Dood en leven

Dit zijn heftige dagen. Vera is er niet meer. Het bericht, dat haar lijden voorbij was, gaf me een gevoel van opluchting. Wat bleef, was boosheid, dat een ziekte als Creutzfeld Jacob je zomaar overkomen kan. ' One in a million', staat er bovenaan haar rouwbrief. Ooit tijdens haar leven heeft ze iets gegeten, dat haar lichaam nooit meer heeft verlaten. Wanneer dat geweest is, zullen we wel nooit te weten komen. Was het tijdens een vlugge maaltijd, tijdens een vakantie,of tijdens een romantisch etentje? Was het tien, twintig of dertig jaar geleden? Ze is verraden door haar eigen lichaam, dat zonder dat ze het wist al die jaren ergens die vreselijke ziekte verborgen hield.
Zo moet Bram zijn ziekte ook ervaren. Als verraad. Verraad van een lijf, waarvoor hij altijd zorg heeft gehad; een lijf, dat hij gevoed heeft met het beste van het beste.  Hij probeert terug te slaan. Hij vecht, maar de paniek giert regelmatig door hem heen. Anton probeert hem op te beuren. 'Kop op!' Het helpt niet. Bram wordt er niet beter van. Lichaam en geest, dat zijn twee verschillende dingen.

Als een lichaam niet meer wil, blijft de geest helder. Maar als de geest gebreken vertoont, blijft het lichaam gezond. Het is geen wet van Meden en Perzen, maar als ik om me heen kijk, kun je er bijna van uit gaan. In gedachten zet ik hen allemaal op een rij. Theo, Vera, Bram, en mijn oude vader van 92 jaar. Beter bewijs voor de oneerlijkheid van het leven is er niet. De eerste twee leven niet meer, maar hadden dat nog heel lang gewild. De derde vecht om in leven te blijven, en de vierde is gezond, maar weet het ene moment niet wat hij het vorige moment gedaan, gedacht of gezegd heeft. 
Twee dagen geleden heb ik hem weer opgezocht, mijn vader. Hij is er nog, maar is niet meer de vader van vroeger.
' O, wat fijn dat je er bent. Je bent zo'n lieve meid. Goed dat je er bent. Het gaat niet goed hier. Kijk maar.' Hij wees naar het lege geldkistje, de papiertjes ernaast.
'Ik heb geen geld meer. Kijk maar. En kijk eens, mijn portemonnee is er ook niet meer.'
Hij greep naar de achterzak van zijn broek en trok de voering er uit.
' We gaan straks naar je portemonnee zoeken. Maar eerst ga ik je nieuwjaar wensen. Gelukkig Nieuwjaar, papa. Dat alles maar weer goed mag gaan het komende jaar.'
'Is het dan nieuwjaarsdag? Jij ook een gelukkig nieuwjaar hoor kind. Maar kijk eens, mijn portemonnee zit niet in  mijn zak. Zie je dat?' En weer trok hij de voering van de zak naar buiten.
'Ik heb geen geld meer. Ik zal naar de bank moeten. Ik kan toch naar de bank om geld te halen?'
'Ja hoor.'
'Heb ik dan geen pasje nodig?'
'Nee hoor, ze geloven je op je eerlijke gezicht.'
Zo ging het nog een poosje door, steeds opnieuw. zijn portemonnee was nergens te vinden, hoe ik ook zocht in jaszakken, broeken en laden. Tot ik toevallig iets op de radiator achter de tafel zag liggen. Het zag er zwart en verfrommeld uit. Tussen duim en wijsvinger haalde ik het naar me toe. Het was de portemonnee. Vermoedelijk was hij een keer nat geworden en had hij hem te drogen gelegd. Wie weet hoe lang geleden al.
'Kijk eens, wat ik gevonden heb!'
Geld zat er niet meer in, dus dat moest ik aanvullen. Ik schoof er twintig euro in.
'Wat doe je nou? Jij moet mij geen geld geven! Ik ga morgen naar de bank.'
'Neem dit maar even, dan heb je toch iets bij je als je ergens heen gaat.' 
Ik heb geen geld meer. Ik zal naar de bank moeten. Ik kan toch naar de bank om geld te halen?'
'Ja hoor.'
'Heb ik dan geen pasje nodig?'
'Nee hoor, ze geloven je op je eerlijke gezicht.'
Uiteindelijk wist ik hem af te leiden met een kinderprogramma op de televisie. Hij genoot van de dwergen uit het verhaal van Sneeuwwitje. Echte dwergen waren het.

Het leven zit vol extremen en slingert je van het een naar het ander. Het leven is heftig, maar kan ook mooi en verrassend zijn. Zoals de toverhazelaar, die midden in de winter volop in bloei staat en zich niets aantrekt van de kou. Zo ga ik ook door met leven en haal er uit wat er in zit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten