maandag 21 januari 2008

Vrijwillig

Vrijwillig naar Amsterdam. In de stromende regen naar het station: de krullen in mijn haar waren meteen weer verdwenen. Het is onhandig om met de auto naar Amsterdam te gaan, je raakt het ding er niet kwijt. En met de trein reizen vind ik niet onplezierig. Het gaf me de gelegenheid alle museuminformatie nog eens rustig door te nemen. Eigenlijk overbodig, ik weet het allemaal wel. Maar wat voor vragen zou ik voorgeschoteld krijgen? Ik kon het eigenlijk wel bedenken. Het kon wel eens een probleem zijn, dat we louter met vrijwilligers werken. Dat geeft onvoldoende zekerheid voor de continuïteit van het museum. Als subsidiegever moet je dan wel veel vertrouwen hebben in een organisatie. Het was waar, die vraag werd gesteld. En nog vele andere, waarop ik steeds mijn antwoord klaar had. Er is zoveel te vertellen over het thema. Het wekte verbazing en verwondering. Dat wilde ik bereiken. Aan het begin van het gesprek was me koffie beloofd, maar die heb ik niet meer gezien. Eenmaal weer buiten snakte ik ernaar, voelde de spanning wegzakken en de vermoeidheid toeslaan. Ik had me erop verheugd samen met Marius te gaan lunchen. Dat ging helaas niet door. Hij was ziek, even, heel heftig zoals zoveel mensen deze weken. Jammer, want je gaat nu eenmaal niet elke dag lunchen met je zoon. Nu ik alleen op zoek moest naar een adresje om even iets te eten en eindelijk die koffie te kunnen gebruiken, merkte ik weer hoe afhankelijk ik ben. Anton weet altijd overal de weg en ik loop achter hem aan. Ach, alleen lukt het ook wel, samen is gewoon gezelliger. In een klein restaurantje stond de koffie snel voor mijn neus; en daarna een Italiaans broodje met warme geitenkaas en honing. Als dat op een menukaart staat hoef ik niets anders meer. Ik kwam weer een beetje bij.  Daarna ging ik op zoek naar Paul Noyon, de schoenwinkel, waar ik eerder was. Die heb ik gevonden. Zie je wel! En ik vond zelfs de boekwinkel, Selexyz, waar ik heen wilde. Daar komen Anton en ik altijd terecht als we een dag in Amsterdam zijn.
De vermoeidheid sloeg toe. Het was beter om naar het station te gaan en dan naar huis. Als deze trip nu maar resultaat heeft gehad en ik straks niet het idee hoef te hebben, dat ik beter andere dingen had kunnen doen. Schrijven bijvoorbeeld, werken aan het verhaal voor de schrijfwedstrijd van uitgeverij Contact. Mijn vrijwilligheid gaat ver. Vrijwillig is niet vrijblijvend. Daar denkt niet iedereen hetzelfde over. Bij mij loopt het regelmatig uit de hand. Het museumwerk kost veel tijd, weer te veel tijd. Een strak schema is bitter hard nodig. Om mezelf te redden, om mezelf waar te maken, om dat te doen wat deel uitmaakt van mijn wezen. Weinig mensen willen uit vrije wil verantwoordelijkheid nemen. Veel mensen weten vanaf de wal hoe het allemaal moet. Ik heb geleerd commentaar van me af te laten glijden. Maar soms doet het toch weer pijn, heel even maar. Dan neem ik mezelf onder handen. Wie zijn hoofd boven het maaiveld uitsteekt, loopt nu eenmaal grote kans dat hij eraf gehakt wordt. Dat weet ik langzamerhand. Dus blijf ik doen wat mijn gevoel en verstand mij ingeven. Mijn verstand zegt dat ik het vrijwilligerswerk aan banden moet leggen. Dat wil ik ook, maar de omstandigheden trekken me steeds weer de verkeerde richting op. Ik moet er voor waken, dat het niet te ver gaat, zoals eerder het geval was. Tijd is kostbaar. Het lijkt zo gemakkelijk om de week in te delen in de agenda. Als ik achteraf kijk of het ook echt allemaal gelukt is, dan valt dat nog weleens tegen. Dan blijkt het museumwerk steeds opnieuw de boosdoener te zijn. Ik moet strenger zijn tegen mezelf, mezelf aanpakken: nu schrijven, nu de tijd er voor nemen, nu geen museumwerk. Ik heb het voorzitterschap vorig jaar immers vaarwel gezegd. Mijn wensen werden door de gemeente niet ingewilligd. Na de gemeenteraadsverkiezingen wilde het nieuwe college van burgemeester en wethouders niets weten van een groot museum, terwijl de mogelijkheden er waren. 'U bent te ambitieus!' kreeg ik te horen. Terwijl ik het opschrijf voel ik de woede weer bovenkomen. Ik kreeg een lintje, pleister op de wonde? Nee, zo mag ik dat niet zien. Ik vond het heel leuk. Het was toch het stukje waardering, dat ik nodig bleek te hebben. Het museumwerk ligt me na aan het hart, dat zal altijd wel zo blijven, maar schrijven heeft mijn hart. Tussen die twee tijdrovende activiteiten balanceer ik heen en weer. Het museumwerk zal altijd een vrijwillige activiteit blijven. Maar schrijven, daar wil ik mijn beroep van maken. Liever gezegd, dat is mijn beroep. Beter laat dan nooit.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten